Scapa Flow van 3 tot 10 september 2016

Voorjaar 2015: mailtjes van Arjan en Bas, waarin ze vragen of er belangstelling is voor een weekje duiken in Scapa Flow via een live aboard constructie.

Ik had hier meteen wel oren naar. Duiken op wrakken met zo’n bijzondere geschiedenis, dat krijg je niet iedere dag op een presenteerblaadje aangeboden.

Eerst even een stukje geschiedenis

Voor de Eerste Wereldoorlog vond in Groot Brittannië een revolutionaire ontwikkeling plaats in de bouw van oorlogsschepen. Tot die tijd waren het schepen met soms een ram en meerdere soorten geschut op meerdere dekken die door geschutspoorten in de romp van het schip vuurden. Met de komst van de dreadnoughts werd een heel nieuw type schip ontwikkeld: zwaar geschut in torens opgesteld (25 centimeter doorsnede of meer en vaak 10 kanonnen), grote snelheid door gebruik van stoomturbines in plaats van stoommachines, zware bepantsering en waterdichte compartimentering. Het ontwerp was voor die tijd revolutionair.

In de Eerste Wereldoorlog zijn deze nieuwe slagschepen slecht één maal in een strijd terecht gekomen met de Duitsers, die niet over deze moderne schepen beschikten. De Hochseeflotte van de Duitsers bestond weliswaar ook uit grote slagschepen, slagkruisers en kruisers, maar ze hadden niet de snelheid en de vuurkracht van de Engelse dreadnoughts. In de slag bij Jutland kwamen de Engelse en de Duitse vloot elkaar tegen; door een tactische fout van de Engelse admiraal Beatty werd zijn vloot aanzienlijk beschadigd door de Duitsers. De Engelse dreadnoughts waren te ver weg om hulp te verlenen en toen ze er waren was het kwaad al geschied. Hoewel ook de Duitsers verliezen leden, worden zij toch als winnaars van deze zeeslag beschouwd.

De Hochseeflotte koerste terug naar Wilhelmshafen met niet zulke zware verliezen als de Engelsen. De “hitrate” van de Duitsers was ook veel groter dan die van de Engelsen (34 tegen 11).

Toen de wapenstilstand aan het einde van de Eerste Wereldoorlog gesloten werd, hebben de Engelsen de Hochseeflotte uit Wilhelmshafen opgehaald en met een minimum aan Duitse bemanning overgevaren naar Scapa Flow. Toen de Engelsen op 21 juni 1919 ’s ochtend vroeg op oefening gingen, greep de Duitse admiraal Von Reuter zijn kans. Hij gaf het bevel alle schepen te laten zinken. Toen de Engelsen dit door kregen was het te laat: 72 Duitse oorlogsschepen waren tot zinken gebracht!

Het merendeel van deze schepen is tussen de beide wereldoorlogen geborgen en naderhand, vanwege de hoge kwaliteit van het staal, in de ruimtevaart gebruikt. Er zijn echter 8 grote schepen blijven liggen. Die vormen nu de kern van een bloeiende duikindustrie en op deze schepen zouden we dan ook geen duiken.

De voorbereidingen

De groep was snel gevormd. Uit het bestand van wrakduikers die met Bas regelmatig de Noordzee op gaan waren snel 12 man gevonden. Begin mei kregen we de bevestiging van Bas dat we op de Invincible van Ian en Fionna Trumpess als groep geboekt waren. Er zouden dus geen andere duikers bij komen en dat is natuurlijk wel plezierig. Je weet dan met wie je duikt. Eind maart 2016 kwamen we als groep bij elkaar. De meesten kenden elkaar van de Noordzeeduiken, maar er waren ook een aantal onbekenden bij. Al snel bleek dat iedereen zijn eigen gedachten had over de configuraties waar mee gedoken werd: van enkele 15 liter flessen tot en met dubbel 12 sets én een 12 liter stage tank met decogas. De een vond deco duiken geen probleem, de ander wilde dat zeker niet. Mijn buddy Rients en ik behoorden bij de laatste categorie: geen deco duiken. Rients ging duiken met een 15 liter fles; ik met een dubbel 7/300 set. We gingen uiteraard met Nitrox duiken dat, afhankelijk van de diepte, een percentage van 28 tot 32 procent zou bevatten. Er werden per buddypaar heldere afspraken gemaakt; we waren weer een stap dichter bij de reis.

Om diverse redenen haakten er nog 2 mensen af, zodat we met 10 man naar Scapa Flow gingen. Gelukkig genoeg om de boot voor ons als groep alleen te hebben

De reis

De reis begon voor Rients en mij op woensdag 31 augustus. De anderen gingen een dag later, maar ik vond de reis door Engeland en Schotland te ver om in 1 dag te doen. We gingen met DFDS van IJmuiden over naar Newcastle, waar we donderdagochtend aan kwamen. Om 11 uur ’s ochtends reden we het haventerrein af op weg naar Gills Bay, waar op vrijdagavond de veerboor naar de Orkneys zou vertrekken. Het links rijden viel 100 procent mee; eigenlijk totaal geen last daarvan gehad, ook omdat de Engelsen erg rustig rijden. Na een goede reis door de Highlands en enkele mooie wandelingen, kwamen we vrijdagavond in Gills Bay aan, waar we om 18.30 uur vertrokken naar St. Margareth’s Hope op de Orkneys. Om 19.30 kwamen we aan in St. Margareth’s Hope, waar we bij de eerste de beste Inn onderdak vonden.

De volgende dag één van de Churchill barriers (afsluiting van Scapa Flow om te voorkomen dat vijandelijke schepen ongezien de haven in konden komen) bekeken en een mooie wandeling gemaakt langs de oostkust van het mainland van de Orkneys. Betoverend mooi landschap, zeker met het mooie weer dat we die dag hadden.

Om 13 uur monsterden we aan op de Invincible. De andere leden van de groep kwamen ook een voor een binnen. We kozen de hutten uit: erg krap en kleine bedjes, zeker voor de wat grotere kerels. Er werd ons aangewezen waar de kombuis was. Voor de eerste duik konden we daar zelf brood opmaken en koffie en thee maken. Na de eerste duik zouden we een “full Scottish breakfast” krijgen (veel vette hap) en na de tweede duik kregen we soep met een broodje.

De duiken

Zondag 4 september: de eerste duikdag! Om 7 uur opgestaan en broodjes opgemaakt. Het beschimmelde brood en beschimmelde marmelade weggegooid. Om even voor achten kwamen Ian en Fiona aan boord. De trossen gingen los en we waren op weg naar ons eerste wrak, de Köln: een lichte kruiser met een lengte van ruim 150 meter. Bij het wrak aangekomen voer Ian vlak langs de boei waaraan de shotline(de lijn waarlangs je afdaalt) was vastgemaakt. Na het commando dive, dive dive moest je zo snel mogelijk het water in om te voorkomen dat de laatsten de boei zouden missen. Langs de shotline naar beneden en daar kwamen we uit bij een van de davits op een diepte van ongeveer 26 meter. Het zicht was meer dan 10 meter, het barstte van de vis (kabeljauw, pollak, dwergbolken, haringen, lipvissen) en de anjelieren en dodemansduimen waren fors van formaat. Als dit het voorteken was van de rest van de duikweek, dan kon het gewoon niet meer stuk gaan. En dat was het!

Hoewel het zicht wisselde van soms 5 meter naar soms 15 meter, waren alle duiken visrijk, was het wrak prachtig begroeid met anjelieren en kanjers van dodemansduim en viel er ook nog van alles te bewonderen op het wrak zelf. De duiken waren over het algemeen diep (gemiddeld tussen de 25 en 33 meter) met een enkele uitschieter tot bijna 40 meter. De watertemperatuur was met een graad of 13 best goed te noemen.

We doken achtereenvolgens (steeds 2 duiken per dag) op de Köln, de Brummer, de Kronprinz Wilhelm, de Karlsruhe, de König, de Dresden, de Markgraf, de V83 (een Engelse torpedoboot), de geschutstoren van de Bayern (het schip zelf is gelicht), de YC21 en F2 (2 Engelse schepen die met een lijn met elkaar verbonden zijn en slechts op 16 meter diepte liggen), en daarna weer op de Köln en Karlsruhe. De laatste twee schepen hebben we dus twee keer bedoken omdat ze enorm mooi waren: ze lagen mooi op hun zij en waren prachtig begroeid. Het wemelde er van de vissen en andere vormen van leven. Naast het onderwaterleven zagen we af en toe de lopen van het geschut dat nog aan boord stond; bij de Bayern staan dus alleen nog de geschutstorens op de boden van de zee.

De opstijging langs de shotline nam veel tijd in beslag; er moesten de nodige dieptestops gemaakt worden naast de veiligheidsstop van 3 minuten. Soms was je tot bijna 20 minuten bezig om weer boven te komen!

Boven bleven we vlakbij de boei tot we zagen dat Ian ons waargenomen had. Dan zwommen we zo’n 20 meter van de boei vandaan om te voorkomen dat andere duikers bij de opstijging last van de boot zouden hebben. Het aan boord komen was fantastisch: op een teken van Fiona kon je op een lift gaan staan en als je OK aangaf, ging de lift omhoog en stond je binnen enkele seconden met je hele uitrusting aan boord. Dat is nog eens wat anders dan over dijken klimmen of de trap van de Panda op gaan!

Na de tweede duik hingen we onze spullen te drogen; tussen 13.30 en 15 uur waren we vaak weer terug in Stromness. Tijd genoeg om ook boven water te kijken wat er op de Orkneys te beleven viel.

Het weer: we hebben alle seizoenen (op sneeuw na) meegemaakt en vaak ook in het tijdsbestek van enkele uren. Daar schijnen de Orkneys ook om bekend te staan. s’ Ochtends kan het prachtig zonnig en rustig zijn; 3 uur later zit je in een zware storm. Omdat Scapa Flow een natuurlijke haven is met veel beschutting door de omringende eilanden, kan je er eigenlijk vrijwel altijd duiken.

De Orkneys boven water

Onder water was het spectaculair. Boven water was het niet minder. Er zijn prachtige standing stones (Stonehenge, maar dan op de Orkneys met niet zoveel restricties als bij Stonehenge), zoals de Ring of Brodgar en de Standing Stones of Stennes. Er is een prachtige Italian Chapel, gebouwd door Italiaanse krijgsgevangenen in de Tweede Wereldoorlog. Een van hen was kunstschilder en heeft voor een prachtig interieur met schilderingen op karton (!) gezorgd. Ander materiaal was destijds schaars. De kustlijn was overweldigend: steile kliffen en enorme vrijstaande rotstorens die in zee stonden. Daarnaast was er nog bebouwing uit 5000 voor Christus. Je vraagt je af of de mensen toen niet beter naar een warmer plekje konden gaan, maar blijkbaar was er genoeg om je destijds daar al te vestigen.

Het was dus niet alleen een prachtige week onder water; de dingen die we boven water bezochten waren zeer de moeite waard. We hadden bovendien het gelukt dat we over het algemeen droog weer hadden.

Op zaterdag 10 september zat het er op: vrijdag de laatste 2 duiken gemaakt en zaterdag moesten we voor 9 uur van boord om plaats te maken voor de volgende groep duikers.

De terugreis

Zaterdag vertrokken we vanuit St. Margareths’s Hope weer naar Gills Bay. Van daaruit reisden Rients en ik naar de Highlands om daar een overnachtingplek de zoeken. De kostte enige moeite, maar uiteindelijk zaten we weer in een prima Inn. De volgende dag hebben we nog een lange wandeling gemaakt in het Grampian National Park. De volgende dag volgde de rit door Schotland en Noord Engeland. ’s Avonds namen we de DFDS veerboot van Newcastle naar IJmuiden. We kwamen van de ongeveer 15 graden met harde wind van de Orkneys in een tropisch Nederland aan en konden terug kijken op een zeer avontuurlijke een geslaagde trip.

Tekst: David Wassing

Foto's: Bas, Leen en David

Een bericht

Geen commentaar mogelijk.