Elektrische koekenpannen?

SOORTPASPOORT

Sidderrog

Namen leopard electric ray, scalloped torpedo ray en in het Nederlands electrische - of sidderrog (verzamelnaam), in dit geval de panterrog of luipaardsidderrog, Torpedo panthera.

Uiterlijk De luipaardsidderrog is een tot ongeveer 60 cm lange electrische rog die een opvallend vierkante lichaamsvorm heeft en langer is dan breed. Omdat het een 'platte vis' is zitten de ogen bovenop. Ze zijn ongeveer dik als hun afstand tussen de openingen achter hen en liggen op ruime afstand van de voorrand van het lichaam.De huid is schubloos maar oogt leerachtig en wrattig door knobbels die poriën zijn van het zintuigensysteem die waterbewegingen waarnemen. De staart draagt vinnetjes die in rust plat liggen. De kleur varieert van heel licht (2015, El Quseir) tot donkerder, meer roodbruin (2011, Dahab), en van amper gevlekt tot vol met witte vlekken.

Verwanten Samen met de haaien behoren de roggen tot de kraakbeenvissen: hun botten bevatten geen kalk, zijn daardoor zacht en iets buigbaar. De luipaardsidderrog is 1 van ca. 20 soorten electrische roggen die allemaal tot hetzelfde geslacht Torpedo behoren. In de Rode Zee komen er enkele verschillende voor. Ze zijn niet voorbehouden aan tropische wateren maar komen in koudere wateren voor.

Voorkomen Sidderroggen komen voor op modderige, zandige bodems, meestal ondiep tot 25 of 55 mtr diepte. Ze kunnen zich in zand ingraven. Soms tref je ze 's nachts in verticale positie aan, slapend tussen koraaltakken. In de winter zoeken ze dieper water op.

Leefwijze & voortplanting Hun platte bouw en het vele liggen op de bodem, dwongen roggen aanpassingen af in het ademhalingssysteem. Zo hebben roggen geen kieuwen opzij maar bevinden zich achter de ogen openingen, spiracula genoemd, die corresponderen met twee maal vijf kieuwspleten die aan de onderzijde links en rechts liggen. Daarmee?ademt een rog: lgt hij stil op het zand dan ademen de hoog gelegen spiracula water in, waarna de kieuwen eronder de zuurstof er uit halen, en de kieuwspleten het water weer uit. Dat werkt zelfs ingegraven in het zand. Maar wanneer de rog zwemt en of geen prooi in zijn bek heeft laat hij het water eenvoudig door zijn bek heen langs de kieuwen lopen. Zwemmen is voor een rog een zware bezigheid omdat hij niet beschikt over een zwemblaas die hem als het ware optilt. Weliswaar zit er veel olie in zijn lichaam, dat hem enig drijfvermogen geeft, maar voor de rog is het toch altijd zwemmen of stilliggen. In tegenstelling tot andere roggen zwemmen sidderroggen niet met de brede vleugelachtige borstvinnen maar vooral met actieve zwaaibewegingen van de staart (met dan opgerichte vinnen). In vergelijking met de dunne zweepachtige staart van andere roggen is deze niet voor niets dik en voorzien van vinnen. Ook gebruiken ze hun staart als roer. Dit houdt direct verband met hun vermogen, met grote spieren achter de kop (in beide lichaamshelften), electriciteit op te wekken. Met de buikzijde voelt de rog ook goed, bijv. tijdens het om woelen van de zandbodem. Dit woelen gebeurt niet klakkeloos maar wanneer de geur van een prooi of diens electrische spieractiviteit waargenomen werd. Het laat typische trechter gaten achter. Roggen laten een vrij duidelijk sekseverschil zien: onder / opzij van hun staart dragen de mannetjes twee claspers, d.w.z. penissen die tegelijk ook grijporganen zijn. Ze paren buik aan buik, waarbij enkel door één van beide claspers bevruchting plaats heeft. Na de paring leggen roggen doorgaans eikapsels die er uit zien als langwerpige leerachtige doosjes (met slierten om zich te hechten), elk met een embryo en dooier. Maar sidderroggen doen het anders. Zij zijn ovovivipaar (eierlevendbarend) wat wil zeggen dat de eieren al in het lichaam tot ontwikkeling komen en tot geboorte leiden, zodat het jonge dier levend en wel naar buiten komt. Intern voedde het zich eerst met eidooier, daarna met vet en eiwitrijke inwendige vloeistoffen uit gespecialiseerde klieren van de moeder.

Relaties met ander leven Sidderroggen gebruiken hun electriciteit zowel als aanvalswapen, om prooien te overmeesteren, als ter verdediging. Ze zijn in staat elektrische pulsen voort te brengen met een potentieel van tot 220 volt en 2000 watt (goed voor tientallen gloeilampen!) maar meestal hoeft de spanning niet hoger te zijn dan zo'n 60 Volt en zijn enkele amp. al afdoende om een electrisch veld op te bouwen van rond een decimeter om zich heen. Prooien worden vooral met de reuk opgespoord. De neusgaten liggen aan de onderzijde voorop en zo ver uiteen dat ook de richting van de herkomst van de geur bepaald kan worden. Zo kan de prooi vanuit een hinderlaag worden 'besprongen' en door de 'vleugels' omsloten, die hem daarop verdoven of zelfs doden. Daarbij gaat het om bodemvissen en kreeftachtigen maar ook om wormachtigen, weekdieren en andere. Sterke maaltanden maken er korte metten mee.

Bijzonderheden Hoewel roggen er primair mee jagen gebruiken sommige andere vissen hun elektriciteit als hulpmiddel bij het foerageren, communiceren en of navigeren.

Tekst en foto's (tenzij anders vermeld) Harry Holsteijn